Dat IJslanders hun paarden op bevroren ondergrond rijden kent
waarschijnlijk een net zo lange geschiedenis als het volk.
Vikingenpaarden op scherpe spikes
Vondsten in IJslandse grafheuvels uit de 9e en de 10e eeuw
laten zien dat de Vikingenpaarden vaak van scherpe ijzeren
spikes waren voorzien om beter grip op de
gladde ondergrond te krijgen. Toen het gebruik van
hoefijzers in noordelijk Europa in de 11e
eeuw algemeen bekend werd, deed deze innovatie ook
zijn intrede op IJsland. Zo vermeldt de IJslandse
saga Heiðarvígasaga, geschreven rond 1200, dat paarden beslagen
waren. Verschillende bronnen uit de late Middeleeuwen laten ook
zien dat buitenlandse kooplieden hoefijzers naar IJsland brachten.
In deze tijd werden de ijzers vastgemaakt met de zogenoemde
"paardenschoenspijkers", de voorlopers van de huidige hoefnagels,
die pas in de 19e eeuw op IJsland geïntroduceerd werden. De oude
spijkers hadden dikke koppen die ver uit de ijzers staken en goed
grip op gladde ondergronden gaven. De hoefijzers werden ook gesmeed
met vaste kalkoenen en uit bronnen mag duidelijk zijn dat men
onderscheid maakte tussen zomer- en winterbeslag. In een
inventarisregister van het bisdom Skálholt uit 1548 wordt
bijvoorbeeld vermeld dat het ambt toen gladde ijzers voor twaalf
paarden en kalkoenenijzers voor tien paarden bezat.
Praktisch en bevorderend
Tot in de 20e eeuw waren paarden het belangrijkste
vervoersmiddel op IJsland. In de winter werd over bevroren meren en
rivier gereden en in de oude annalen, zoals de Mælifellsannáll uit
1692, is te lezen dat tijdens strenge vorstperioden zelfs van het
vaste land over bevroren fjorden naar ver gelegen eilanden werd
gereden. Het rijden op ijs was niet alleen een bittere noodzaak, de
vlakke ijsvloer van een bevroren meer bood namelijk vaak de ideale
ondergrond om de paarden te laten spetteren. De IJslandse saga
Fljótsdælasaga, die rond 1600 werd geschreven, is de oudst bekende
bron waar het woord tölt in voorkomt. Daar wordt verteld hoe
Spak-Bessi Össurarson achter de zonen van Droplaug reed: "Nollur
gaat nu terug naar zijn boerderij maar Bessi en zijn volgelingen
rijden in een vlotte tölt weg over het ijs." De oorsprong van het
woord tölt is overigens niet zeker. Er zijn kenners die menen dat
het woord iets te maken heeft met het werkwoord telja (tellen)
terwijl anderen een verband zien met het uit het volkslatijn
afkomstige tolutarius, dat in de Middeleeuwen werd gebruikt voor de
laterale gang bij paarden in Scandinavië. Het rijden op ijs had
overigens niet alleen praktische voordelen, zoals het inkorten van
reisafstanden, het werd ook als bevorderlijk voor de ontwikkeling
van een rijpaard gezien. In het beroemde boek van Eggert Ólafsson
en Bjarni Pálsson, over hun reis door IJsland in 1752-1757, is veel
te vinden over de paarden van vroeger en daar beweren de schrijvers
zelfs dat de beste rijpaarden degene zijn die op het vlakke ijs
getraind worden.
Wedstrijden op natuurijs

Formele wedstrijden met IJslanders kennen we vanaf de late 19e
eeuw toen de eerste paardenrennen werden georganiseerd. Meer dan
vijftig jaar lang werden deze rennen, zowel in galop als telgang
gehouden, de enige vorm van paardensport die men op IJsland
beoefende. Rond 1950 ontwikkelde zich de gæðingakeppni, een
wedstrijdvorm waarbij de rijeigenschappen centraal staan. De
huidige sportproeven, die hun bakermat in Duitsland hebben, kennen
we niet langer dan uit de vroege zeventiger jaren. Wedstrijden op
ijs hebben een nog kortere geschiedenis want de eerste
ijsevenementen werden pas vroeg in de jaren tachtig gehouden. De
locatie van een van de eerste wedstrijden was het natuurijs van het
ondiepe meertje Rauðavatn, gelegen op een steenworp afstand van het
stallencomplex van de rijvereniging Fákur, aan de rand van de
IJslandse hoofdstad Reykjavík. Deze winterwedstrijden werden
populair en andere rijverenigingen volgden snel met het organiseren
van evenementen op nabijgelegen natuurijs.
In hun element

Het rijden van wedstrijden op natuurijs heeft wel zijn charme
maar de organisatie is echter aan de wisselende weersomstandigheden
onderheven. Daarom werden de eerste ijshallen op IJsland, gebouwd
tegen het eind van de vorige eeuw, door ruiters met open armen
ontvangen. Zo is de töltwedstrijd Ístölt, jaarlijks rond de Pasen
in de ijshal van Reykjavík gehouden, nu al een traditie geworden.
Ook in het buitenland zijn töltwedstrijden in ijshallen populair en
de overwinning wordt als een grote eer beschouwd. De ijshallen
hebben echter één behoorlijke beperking en dat is de kleine
oppervlakke van de ijsvloer. Hierdoor komen de IJslandse gangen,
met al zijn kracht en expressie, slechts ten dele uit de verf en
blijven de evenementen zich beperken tot slechts een
wedstrijdonderdeel, de tölt. Maar men had de smaak al te pakken en
in maart 2005 vond in Berlijn de eerste langebaan ijswedstrijd
plaats. Op de uitgestrekte banen van het Horst-Dohm-Eisstadion werd
naast de tölt ook om het eremetaal in de viergangen, de vijfgangen
en de speedspaß gestreden. Hier bleken de IJslanders echt in hun
allerbeste doen en leverden een ongekend spektakel met hun moed en
snelheid. In 2006 was het de beurt aan Nederland om een wedstrijd
op de langebaan te organiseren. Het evenement, gerealiseerd door
stichting Horses On Ice op de ijsbaan in Haarlem, werd uiterst
enthousiast ontvangen. Inmiddels heeft de FEIF, de internationale
IJslander federatie, de wedstrijden in Berlijn en Haarlem het
predicaat Europese Kampioenschappen op IJs gegeven. De
kampioenschappen worden om de beurt in deze steden gehouden en
trekken duizenden bezoekers uit heel Europa. Dat is ook niet zo
verwonderlijk want voor velen is de gladde ijsvloer ideaal voor de
stoere paarden uit het verre noorden. Nergens schijnen ze zo in hun
element te zijn als op het vlakke ijs, hun gangen nergens zo
explosief of hun bewegingen imposanter.
Auteur: Þorgeir Guðlaugsson